Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Die in den zomer [8]vergadert, is een verstandig zoon; [maar] die in den oogst vast slaapt, is een zoon [9]die beschaamd maakt. 8. Te weten, zijne vruchten of gewas, dat hij op het veld heeft. Vergelijk boven hfdst.6 vs.8. 9. Te weten, zichzelven en ook zijne ouders; namelijk door zijne gebreken en kwade manieren. Alzo onder hfdst.12 vs.4, en hfdst.14 vs.35, en hfdst.17 vs.2, en hfdst.19 vs.26, en hfdst.28 vs.7. Deze spreuk mag bekwamelijk verstaan worden bij gelijkenis op een mens, die, terwijl hij nog jong is, arbeidt om wat in zijn ouderdom te hebben, enz. Zie boven hfdst.6 vs.8.